Noot: want ook Marja, Wil’s vrouw droeg een ‘bagage’ met zich (internering in vrouwenkampen ‘Tjideng’ (Batavia) en later in ‘Kramat’). De zorg voor de 2 kleine kinderen en in het ongewisse zijn over Wil. Eerst begin 1946 hoorde zij in Batavia van een Inlichtingen officier, dat hij onder arrest was gesteld in Colombo (Ceylon) en dat zij en de kinderen geëvacueerd zouden worden met de ‘Kota Baroe’ naar Colombo voor een gezinshereniging. Het verdere leven van de oud 2e luitenant vlieger Wil Burck zou zich door tragedie kenmerken. (te reconstrueren aan de hand van hetgeen Marja en zijn kinderen hierover vertelden aan de auteur J.C. Bijkerk). In de ruim 30 jaar dat hij in (W) Duitsland woonde, kon hij – overigens voor korte tijd – slechts 5 baantjes vinden. Financieel was er in 1976 een opleving, want kort na zijn 65e jaar had hij recht op een gedeeltelijke AOW. Een uitkering van bijna 400 gulden. Hij kon hiervan zijn schulden betalen en in het pandjeshuis zijn beleende klarinet en trompet terugkrijgen, en zijn nog steeds diep in zijn hart dragende Marja en kinderen die hem hadden verlaten in Amsterdam bezoeken. Het dan na een poosje vernemen dat hun zoon suicide had gepleegd zou zijn al zo broos wereldje vol spanningen door posttraumatische stressgevoelens geheel doen instorten. Op 9 juli 1962 werd een verkeersongeluk hem zelf bijna fataal. Een Black out in zijn tweedehands autootje betekende bijna het einde. Een medisch wonder hield hem in leven. Maar het ongeluk markeerde een nieuw stadium in zijn toch al zo ongelukkige leven. Aan zijn verbrijzelde kaak had hij een scheefgetrokken mond over gehouden, waardoor hij zijn geliefde hobby klarinet en trompet spelen nooit meer kon uitoefenen. In zijn beklemd linkerbeen had zich trombose ontwikkeld. In de loop der tijd had dit geleid tot een vervorming tijdens het lopen (slepend been). Een gedeelte van zijn gezicht was blijvend zwaar verminkt. Hij had geen gebit meer en was aan een oog blind en kon met zijn scheefgetrokken mond nauwelijks hoorbaar praten. Ondanks dat het leven hem van alles had beroofd, was zijn waardigheid gebleven, wilde hij met niemand over zijn handicaps en armoede praten, noch laten blijken. Het hem aangedane onrecht door een vermeende bevriende collega droeg hij echter als een wrok bij zich. Zijn AOW’tje maakte het mogelijk een etage te huren in München bij een Duitse oorlogsweduwe. (Frau Schnebel) Daar in de Lindwurmstrasze 21 zou het ‘eindstation’ worden. Een hartaanval maakte een einde aan zijn zo trieste periode in zijn leven. In memoriam Op 20 maart 1981 werd het stoffelijk overschot van de 2e luitenant-vlieger bd. ML.-KNIL William John Burck op kosten van de gemeente München in opdracht van het Oberlandesgericht aldaar begraven op het Waldfriedhof aan de Fürstenriederstrasze (Graberfeld 224 – Reihe 3 – Grab 88) te München. Op 20 maart 1988 werd de kringloop van Burck’s leven voltooid. Precies 7 jaar na zijn begraven, werd zijn naamloze graf nummer 88 op het Waldfriedhof geruimd (geheel in overeenstemming met de bepalingen van de begraafplaats). William John Burck’s naamloze graf werd ingenomen door het stoffelijk overschot van een andere onbekende armlastige, die eveneens op kosten van de gemeenschap aan de aarde werd toevertrouwd. William John Burck (WIL) geboren in Palembang (Sumatra) op de 30e mei 1911 overleed als een armlastige op de 15e maart 1981 op 77 jarige leeftijd. Daarmee werd de ‘cirkel’ voltooid. Slechts een enkeling die over ‘inside information’ beschikt, zal zijn naam weten te verbinden aan het hoofdthema van de film ‘Around the World in eighty days’ die in 1956 een Oscar kreeg voor de beste film van dat jaar. De tunes van het walsje in die film draagt de naam van de toen befaamde orkestleider Victor Young. Maar het was William John Burck die na zijn detentie in de gevangenis dit walsje schreef en ook kon bewijzen. Na zijn voorlopige invrijheidsstelling, levend in armoede, veracht door de gemeenschap, was hij niet in staat nog te strijden. |
|