Een geruchtmakende zaak, die destijds al veel stof deed opwaaien en sindsdien de gemoederen blijft bezighouden met de 'niet al de fraaie rol' die de toen Majoor Spoor hierin speelde. De 'titel' van de in resumé op die pagina's weergegeven schets van de toenmalige gebeurtenissen, in de beginfase van de oprichting van het 18e Sqn NEI op de ver gedateerde vliegbasis 'Canberra', ontleende de auteur aan de 'overdonderende insinuerende en onaangename' opmerkingen die Majoor Spoor deed tijdens zijn verhoor op het politiebureau in Melbourne van de 3 piloten en waarbij hij de 2e lt.-vlieger William Burck een 'Frisch Sujet' noemde. De biograaf schetst het beeld van een intellectueel begaafde, artistiek aangelegde en toegewijde militair, die zich voor alles heeft ingezet voor het vaderland, alhoewel hij probeerde de besluitvorming van het Kabinet en Parlement in die tijd naar zijn hand te zetten, iets waartoe hij als militair niet gerechtigd was. Voor de een was hij 'conservatieve houwdegen' en voor de andere een 'inspirerende aanvoerder'. Aan dr. J.A. (Jaap) de Moor - Senior Wetenschappelijk medewerker verbonden aan het NIMH (Nederlands Instituut voor Militaire Historie) - werd voor zijn oeuvre de 'Zeeuwse Boekenprijs 2011' toegekend.
Noot (website redactie): Biografie (dr. J.A. de Moor) en Checkpoint (journalist Martin Elands) Dr. J.A. de Moor schetste in resumé in dit hoofdstuk de destijdse gebeurtenissen die aanleiding tot het 'Plancius proces' zouden worden. Ondanks de summiere beeldschets en daarmee onvermijdelijke onvolledigheid van essentiele details in deze zo pijnlijke 'Colombo Tragedie', spreken wij onze appreciatie uit voor het feit, dat de door ons hoog gerespecteerde biograaf in zijn oeuvre v.w.b. 'de piloten kwestie in het toen 18e Squadron NEI', zonder enige reserve, de hoogst bedenkelijk rol van de toen Majoor Simon Spoor en die van de sergeant-majoor/monteur A.A. Scholte beschrijft. Hij sluit v.w.b. het proces, de rechtszaak en de veroordeling aan bij de visie van Baron mr. S.J. Van Tuyll Serooskerken, de toenmalige raadsman van de 2 e Lt – vlieger William Burck: 'terecht een rechterlijke dwaling'. In de redactie van dr. J.A. de Moor, in de biografie over de Legercommandant Spoor (2de druk) op blz. 121 valt dit hieruit niet te destilleren. Hij schreef namelijk: ‘Na verschillende verzoeken daartoe kregen de drie tussen 1950 en 1952 gratie'. De invrijheidstelling op de 30e april 1950, interpreteren wij geenszins als 'een gegratieerde genoegdoening' voor de gevolgen van het ‘Plancius proces' en het ondergane leed door betrokkenen en hun direct naasten'. Deze feitenkennis nu publiekelijk, onderstreept inmiddels 68 jaar na dato nog eens nadrukkelijk, de geheel andere visie en het kontrast in de zaak contra toen 3 jonge en hoogst bekwame oorlogsvliegers (de 2 e lt.-W.Burck en de beide sgt.-vliegers H. Kelder en E. de Lyon). Hun levens werden voorgoed verwoest en inmiddels al vele jaren wijlen, zou het ook nu nog hun direct verwanten treffen. De directeuren van het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie - Amsterdam NIMH (Nederlands Instituut Militaire Historie - den Haag) en KITKV (Koninklijk Instituut Taal-, Land en Volkenkunde - Leiden) lieten dd. 19 juni 2012 in een communiqué weten, dat de aanhoudende discussies over de destijdse 'militaire acties' (excessen) in het vm. Nederlands -Indie in de jaren 1945 - 1949 een nieuw uitgebreid onderzoek een must wordt. Februari 2013: REGERING wijst co-financiering ‘onderzoek Indie' af. 02-12-2016: op deze datum besloten de beide Kamers der Staten Generaal tot een als nog studie naar de omstandigheden (geweld en oorlog het voormalig Nederlands-Indië tijdens de periode 1945 - 1950). In een gezamenlijk schrijven dd. 23-02-2017 van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, en namens de minister van VWC door de staatssecretaris, werd dit bevestigd alsmede ook de verdeelsleutel inzake de verleende subsidies door vermelde ministeries voor dit wetenschappelijk onderzoek (4.1 miljoen euro). Het onderzoek dient afgerond te zijn in 2021 door de samenwerkenden (het NIOD te Amsterdam, het NIMH te Den Haag en het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden). |
|