Als raadsman trad op : de Officier Administratie 2e klasse B.J. van Asbeek Brusse, omdat mr. Baron van Tuyll van Serooskerken desgevraagd, weigerde. Noot: “voor zo’n bende verdedig ik niemand meer; ze storen zich toch niet aan de wet”. Zo zou hij hebben geantwoord op het verzoek. Henry Kelder Als raadsman trad op : de Officier Administratie S.D.D.J. Gouda. Beide ´raadslieden´ bleken ongeschikt om in een dergelijk proces op te treden. Noot: eerstgenoemde las van een enkel A4-tje voor ‘dat hij vond dat het bewijs niet kon worden geleverd ‘ en binnen nauwelijks een kwartiertje klaar met zijn betoog, waarin hij uitvoerig aandacht besteedde over El Alemein en het defaitisme bij de Britse troepen, hetgeen diverse keren aanleiding was voor de President hem tot de orde te roepen, en zich bezig te houden met zijn taak. De president zou hem hebben toegeroepen: “Ja Gouda, dat weten we allemaal, maar begin nu eens met die man te verdedigen”. Overigens in latere jaren bevestigden genoemde raadslieden tijdens een gesprek met de auteur B.J. Bijkerk ‘toen niet over enige juridische ervaring te hebben beschikt’. De krijgsraad oordeelde op grond van de schriftelijke verklaringen een schuldig te zijn aan het ten laste gelegde. De beide sergeant vliegers werden veroordeeld op respectievelijk 24 september 1943 en 8 oktober 1943 tot een gevangenisstraf van 20 jaar (eis tegen beiden was levenslang). Noot: direct daarna werden de 3 veroordeelden geboeid aan elkaar geketend, de 2e lt. W.J. Burck in het midden, door een Britse commando afgevoerd naar het treinstation en onder verdere begeleiding van Nederlandse bewakers naar Noord-India vervoerd om aldaar in de Lucknow gevangenis te worden ingesloten (cellulair). Tegen de 2e lt.-vlieger W.J. Burck was het vonnis van levenslange gevangenisstraf uitgesproken (eis was de doodstraf) De 3 veroordeelden hadden grote moeite zich te onderwerpen aan het strakke voor hen geldende regiem. Zij waren immers ‘staatsgevaarlijk’. Hun gedrag leidde in de Lucknow periode van detentie een aantal keren tot ‘een op water en brood zetten’ gevolgd door eenzame opsluiting. |
|