De Colombo Tragedie
Levens van drie jonge bekwame oorlogsvliegers voorgoed verwoest
De tevergeefse strijd voor eerherstel van de oud-piloot E. de Lyon


In de wetenschap dat hij en zijn 2 collegae oorlogsvliegers geslachtofferd waren door de Majoor S. Spoor en hiervoor de sergeant-majoor/monteur Adriaan Albert Scholte was ingezet, die bij voortduring ‘de escape’ had geënthousiasmeerd en in feite zijn collegae vliegers, de 2e lt. W.J. Burck en sgt. H. Kelder uitgelokt had, deed de wrok gevoelens aanwakkeren en zijn strijd voor eerherstel, een nog verbetenere maken.

Het was immers de ‘provacateur’ die dit bevestigde toen hij door E. de Lyon in Den Haag was opgespoord. In een ‘têtê a têtê’ uitte hij zich in een waterval van spijtbetuigingen en verklaarde zich bereid zijn bekentenis op band te laten zetten en daarvoor bij de oud sergeant vlieger E. de Lyon thuis in de Javastraat in Den Haag te komen, hetgeen ook gebeurde.

De nu burger Adriaan Albert Scholte gaf in dat eerste gesprek tijdens die voor beiden verrassende confrontatie aan, dat de Majoor S. Spoor, als zijn ‘missie’ zou slagen, hij na de oorlog een goede baan zou krijgen. Majoor S. Spoor – aldus A.A. Scholte- zette mij onder druk, want zou zijn opdracht op niets uitlopen, dan zou dat een afgang betekenen.

De ‘civilist’ A.A. Scholte vertelde dat hij na het uitbrengen van zijn schriftelijke rapportage aan de Majoor S. Spoor direct overgeplaatst werd naar Melbourne en tewerk werd gesteld bij de NEFIS (Netherlands Forces Intelligence Services) en in 1946 terug in Nederland een burgerbaantje had gekregen, geheel anders dan destijds door Majoor S. Spoor hem had toegezegd. Adriaan Albert Scholte emigreerde op 29 december 1956 naar de Verenigde Staten en vestigde zich met zijn echtgenote in Glensdale, alwaar hij op 8 april 1973 overleed op 55-jarige leeftijd, zonder dat zijn bekentenis inzake de toedracht op een officiële justitiële verklaring kon worden vastgelegd, maar ongetwijfeld door zijn verklaring aan de oud sergeant vlieger E. de Lyon een van het aardse afscheid genomen hebben met gevoelens van gedaan berouw en diepe spijt.

Noot:
In zijn verblindheid en drang naar het achterhalen van de juiste toedracht die tot de arrestatie had geleid en het van gevangenis naar gevangenis en jaren van detentie te hebben moeten ondergaan, maakte de oud sergeant vlieger E. de Lyon de fout niet rechtstreeks zijn bevindingen bij de bevoegde autoriteiten te melden. Gedreven door wrokgevoelens wilde E. de Lyon zelf in alles zin strijd voor eerherstel leiden.

Noot:
De opnameband heeft echter nimmer tot een bekentenis/bewijs kunnen dienen, want de band en tal van andere processtukken gingen bij een brand in de woning van E. de Lyon in Zeeuws Vlaanderen verloren (1975).

De oud sergeant vlieger Eric de Lyon, het noodlot trof hem op de 15e juni 1976 andermaal. Was eerder al door brand zijn woning in Zeeuws Vlaanderen in 1975 verwoest. Tijdens de herbouw met zijn 2 zoons zou hem noodlottig worden. Bij het voor de al klaarstaande lunch nog even een karwijtje af te maken, vergat hij de beschermkap van de elektrische schuurschijf aan te brengen, gevolg was dat de op volle snelheid roterende polijstkop afbrak en hem recht in het hart trof. Dat betekende een eind van zijn leven op 60- jarige leeftijd.

Zie ook Hoofdstuk 10 van het boek 'De Colombo Tragedie' van JC. Bijkerk.

Wie was die op 55-jarige leeftijd in Glensdale (VS) overleden oud sergeant-majoor/monteur NEI Adriaan Albert Scholte (1918-1973)?

Afgaande op zijn rang, moet hij op 19/20 jarige leeftijd als beroepsmilitair een verbandacte bij het KNIL hebben getekend en als ‘vakman’ rond 1940/41 bevorderd zijn in de rang van sergeant-majoor. Over zijn privéleven is niets bekend, behalve dan dat hij als gitarist deel uitmaakte van de door de 2e luitenant vlieger William John Burcj opgerichte ‘ML-band’. Een band die erg in trek was bij evenementen.

Het waren naast de werkcontacten vooral ook binnen de band, die leidden tot een ‘elkaar mogen’, het resulteerde in een ook ‘bevriend raken’. Zo kwam Adriaan Scholte regelmatig op bezoek bij Burck, van diens crew hij ook deel uitmaakte.

Toen de ML-KNIL vliegers in opdracht van de vice-Admiraal Helfrich, Java verlieten en naar Australië vertrokken om ingedeeld te worden in het 18e Squadron NEI, zou Scholte tot de vaste crew van Burck gaan behoren.

Scholte – en dat wist niemand van het Squadron – kreeg in opdracht van de Majoor Simon Spoor een ‘dubbele functie’.

Naast die van onderofficier technicus (monteur), was dat een ‘informatieve’. Het 18e Squadron had namelijk een eigen ‘Inteligence’ en Scholte zou daar deel van uit gaan maken. Dit team stond onder het rechtstreekse commando van de Onder Cdt Jesserun en bestond uit twee ‘contactpersonen’ ( de 2e luitenant Hulscher en de sergeant-majoor Scholte).

Het was de taak van Scholte ‘datgene hem ter ore kwam’ getrapt te briefen (dus aan de 2e luitenant Hulscher). Scholte richtte in opdracht van de majoor Simon Spoor zijn vizier op 3 van zijn collega’s (W. Burck, E. de Lyon en H. Kelder). Majoor Spoor wilde voor zijn commandanten ‘zich doen gelden’. Scholte, die het goed kon vinden met de Majoor, wist die ‘dubbel functie’ voor zijn Squadron goed af te dekken en wilde perse in zijn opdracht slagen. Majoor Spoor had hem immers na de oorlog een goede baan in het vooruitzicht gesteld.

Direct na de arrestatie van de 3 oorlogsvliegers, werd Scholte overgeplaatst naar het hoofdkwartier in Melbourne. Het zou evenwel zijn op schrift gestelde en ondertekende verklaring zijn, die gekoppeld aan de ambtsberichten van de Majoor Simon Spoor, die de basis voor de Plancius-processen zouden worden.

Jaren later, nadat de sergeant Eric de Lyon uit de Bijzondere Strafgevangenis van Leeuwarden was ontslagen, zou deze alles en niemand ontziend de strijd aangaan voor eerherstel.

De Lyon, inmiddels getrouwd en in Den Haag gaan wonen (Javastraat), zou bij toeval horen dat de ‘provocateur Scholte’ ook in Den Haag woonde (Kempstraat). De Lyon ging de confrontatie aan.

 




'Een proces dat nooit had mogen plaatsvinden'

Uitspraak van mr. S. J. baron van Tuyll van Serooskerken, de raadsman van de 'hoofdverdachte' de 2de lt. William J.Burck, welke hij in 1981 in een interview met de auteur van het boek 'De Colombo Tragedie' J.C. Bijkerk herhaalde en accentueerde door het 'Plancius proces' te omschrijven als een 'rechterlijke dwaling'.

Mr. S. J. baron van Tuyll van Serooskerken was gepensioneerd oud Secretaris-Generaal Ministerie BUZA, lid van de Raad van State, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Groot Officier in de Orde van Oranje Nassau.